"Op de website vond ik Klaas Mollema (7-6-1895), geregistreerd als onderduiker. Hij had een stukje land aan de Ruyterweg, waar hij o.a. aardappels verbouwde. Zijn zoon Douwe Mollema (Leeuwarden, 4-2-1925) was bij mijn ouders ondergedoken, van ongeveer 1943 tot het einde van de oorlog.

Mijn ouders, Henderikus Georgius de Jonge (Heerenveen 3-7-1886) en Ymkje Yntema (Huizum 26-11-1891) woonden op het Gouverneursplein 41B (groot pand boven het Gouverneursplein 39, bibliotheek 't Centrum van Theo Jansen). Onze ingang, trap naar boven, was aan de Kleine Hoogstraat tegenover het welbekende pand van zaadhandel Jasper. Douwe werkte op kantoor van Centraal Beheer op het Herenwaltje.

Tijdens een razzia werd Douwe een groot deel van de dag verborgen in een opgerold vloerkleed in een dakgoot achter, grenzende aan het woongedeelte van de bibliotheek. Via een dakraampje was hij daar gekomen en bij doorzoeking van de woning heeft een Duitse soldaat nog door dat raampje gekeken. Die vond een opgerold vloerkleed in een dakgoot zeker niets bijzonders. Overigens waren bij Jansen ook 2 onderduikers verstopt.

Tijdens een andere razzia, op 27 oktober 1944 (mijn verjaardag, die daardoor helemaal vergeten werd), hield mijn vader zich ziek en lag in bed. Onder het bed was Douwe verstopt. De Duitse soldaten kwamen aan het bed van mijn vader, dat trilde en beoordeelden dat mijn vader zo ziek was (en al 58 jaar) dat hij niet mee hoefde. Echter het rillen kwam niet van koorts van mijn vader, maar van Douwe die rilde en trilde van angst. De hartslag van mijn vader was daardoor natuurlijk ook ver boven normaal.

Op een avond kwamen er onverwacht Duitse soldaten huiszoeking doen. Douwe was op zijn kamertje. Ons gezin was bijna klaar met avondeten met als nagerecht gestoofde peertjes. Mijn vader zei de soldaten even te wachten en vroeg of ze misschien ook wat peertjes lustten. "Jawohl!" was het antwoord. En spoedig zaten de soldaten op een stoel peertjes te eten. Daarna hield mijn vader de soldaten aan de praat o.a. door wat huiselijke spelletjes te doen. Ook de aanwezigheid van mijn 3 zusters zal meegewogen hebben bij hun besluit te blijven plakken.

Toen kwam plotseling, nietsvermoedend van het Duitse bezoek, Douwe de kamer binnen. Die schrok zich een hoedje natuurlijk, maar had de tegenwoordigheid van geest niet te vluchten, begroette iedereen en ging ook in de kamer zitten.

Een spelletje waarmee mijn vader veel succes had, was het volgende. Er werden 3 centen op tafel gelegd en mijn vader ging even op de gang. De soldaten moesten één van de centen aanwijzen. Mijn vader kwam terug en was in staat, na even aan de centen geroken te hebben, de juiste cent aan te wijzen. "Nochmahl, nochmahl, das ist unmöglich." Diverse keren werd het tafereel herhaald. Op het laatst gaven de soldaten het op om de truc te doorgronden en openbaarde mijn zus dat ze de sigaret die ze rookte, dan wel links, rechts of in het midden van haar mond hield en zodoende mijn vader informeerde.

Een bulderend gelach. "Das werden wir demnächtst auch machen!"

Pas heel laat moesten de soldaten terug naar hun kazerne. Es war sehr gemütlich. Op de vraag: "Müssen Sie dann unser Haus nicht durchsuchen?" was het antwoord: "Ach nein, was, alles Scheisse."

Een week later kwamen twee van de soldaten weer bij ons aan huis, belden aan en vroegen keurig of ze met mijn zusters uit mochten gaan. Dat is er niet van gekomen, mijn ouders voelden daar niets voor."

Henk de Jonge, Leeuwarden (27-10-1935)